“De bevrijding van Voorthuizen

ls een vervolg op de interviews over “de Bevrijding van Zeumeren” werden in oktober vorig jaar door Hennie en Kees Mulderij weer een aantal ooggetuigen, maar nu uit Voorthuizen dorp, uitgenodigd voor kennismakingen en interviews. De aanwezigen kwamen voor het merendeel uit de straat waar ook Kees in 1945 als jongen zelf de bevrijding heeft meegemaakt. De Kerkstraat is de straat waar op een klein gebied bij “de RING’ en het Duitse Hoofdkwartier in de Hervormde school, de meeste burgerslachtoffers zijn gevallen. En behalve de school ook verschillende woningen en gebouwen zijn verwoest. We hadden deze keer de beschikking over een grote kaart A. van het kort na de oorlog in omvang nog zeer beperkte Centrum gekregen van het Gemeentearchief. Met alle toen bestaande woonhuizen en gebouwen er op. We hadden vooraf op de kaart de belangrijkste straten en wegen reeds ingekleurd zodat elke ooggetuige vrij gemakkelijk kon aanwijzen waar hij of zij destijds woonde en waar in de buurt was gebeurd waar men van vertelde. De locaties van de woningen en gebouwen zijn naderhand door ons genummerd zodat de ooggetuigeverslagen hieronder daar naar konden verwijzen.

Voor dit artikel werden geïnterviewd, zie foto’s en kaart van het dorp van kort na de oorlog:

Boven, v.l.n.re: Nico Wilgenburg (11); Henk Volkers (13); Kees Bakker (30); Drikus van Beek (26) Bakkersweg; Jan van Galen (27) Harremaatweg en Frans Druyf (21).

Vóór, v.l.n.r; Mariek van de Meij-Vaarkamp (4); Mien van den Broek (29); Marie van Elten-Zandbergen (34a) en Bertha van de Fliert-Zandbergen (34b) beide van Lankeren (35).

Henk Volkers, Frans Druyf, Drikus van Beek, Jan van Galen, Evert Jan Vermeer en Marie en Bertha Zandbergen zijn ter plaatse van de gebeurtenissen geïnterviewd.

De nu 90 jarige Frans Druyf, die tijdens de oorlog en bevrijding als knecht op boerderij Blankensgoed (21b) diende mochten we met rollater en al van NEBO in Barneveld halen zodat ook hij zijn dramatische verhalen ter plaatse, nl. voorheen Blankensgoed, kon vertellen.

Eerst een tragisch voorval tijdens de oorlog.

Frans Druyf blijkt behalve van de brand van Blankensgoed tevens ooggetuige te zijn geweest van het fusilleren van Paul Kamphuis juist toen hij met de paarden en de ploeg, op weg terug naar Blankensgoed voor het middageten, daar langs kwam.

Frans vertelde van het, als gevolg van verraad, fusilleren van de moedige verzetsstrijder Paul Kamphuis, achter de toenmalige Hervormde school (20). Dat gebeurde als straf en afschrikking voor anderen wegens het verbergen van op de Appelse hei gedropte wapens op zijn boerderij (33) aan de Noordenweg. Tijdens de jaarlijkse tocht van de stoet op 4 mei naar de begraafplaats liggen er ook altijd bloemen op het graf van Paul Kamphuis en de tekst op het bordje rechts naast het monument (37) aan de Kerkstraat, op slechts enkele meters van de toenmalige Hervormde school, doelt tevens op deze, door verraad omgekomen verzetsheld uit Voorthuizen. Het ontwerp voor het monument uit 1948 en de aangrijpende tekst met uitleg van wat op het monument wordt uitgebeeld zijn van de bekende artistieke Voorthuizenaar wijlen Jo de Nooy, die persoonlijk ook Paul Kamphuis goed heeft gekend. Voor die tekst zie de site van Voorthuizen Liberation 1945 op: www.oudbarneveld.nl

Later in dit verslag kom ik nog weer terug op Blankensgoed, de Ring, de School en het Monument op dit zwaar getroffen meest noordelijke deel van de Kerkstraat.

Maar het lijkt me goed nu eerst verslag te doen van wat de ooggetuigen bij Maasjesland, en later ter plaatse, achtereenvolgens hebben verteld over de gebeurtenissen tijdens de bevrijding van andere gedeelten van het dorp Voorthuizen.

Kaart van kort na de oorlog met de genummerde woningen van de overeenkomstig genummerde geïnterviewden en objecten etc. in Voorthuizen.

De interviews voor: De Bevrijding van Voorthuizen dorp.

Zoals bekend hebben de Duitse militairen de Kerkstraat, met hun hoofdkwartier in de school van de Hervormde Kerk, het langst en felst verdedigd. Uit de ooggetuigeverslagen en het kaartje blijkt dat destijds zes van de geïnterviewden op korte afstand van elkaar in de Kerkstraat woonden en de gebeurtenissen daar dus van zeer nabij hebben meegemaakt.

Kees Mulderij (12) vertelde dat men op maandagavond bezig was geweest om de matrassen en dekens van de zolder, waar ze normaal sliepen, naar de woonkamer te halen. Toen ze halverwege de trap waren vlogen alle ruiten uit het huis. Door de gebroken ruiten zagen ze dat de Van de Bergschool (7) was getroffen. Toen zijn ze direct in de kelder gaan schuilen. Dat was omstreeks half acht. Kees was kennelijk nog erg onder de indruk van welke risico’s zijn vader heeft genomen toen op dinsdag 17 april de eerste Canadezen met carriers de Kerkstraat in kwamen rijden en met hun geweren in de aanslag de huizen systematisch begonnen te doorzoeken op nog mogelijk verscholen Duitse militairen. Zijn vader had namelijk veel te vroeg allen uit de kelder geroepen met: “Jongens kom er maar uit, we zijn vrij!” en had allen op een rij voor het huis opgesteld om de Canadezen te begroeten.

De door Canadese granaten verwoeste woning van de familie Broekhuizen-Mol aan de Hoofdstraat, tegenover de Molenweg.

Nico Verbrugh (23), die destijds woonde waar nu het Dorpshuis het Trefpunt staat, dus heel dicht bij boerderij Blankensgoed, vertelde het volgende: Op maandagochtend was er veel drukte en lawaai in het dorp maar er werd nog niet met kanonnen geschoten. De hele dag vloog er een verkenningsvliegtuigje boven het dorp. De meeste Duitse soldaten trokken toen weg richting Putten, maar kleine groepjes bleven achter. Ook vertelde hij het voor allen nieuwe voorval dat van maandag op dinsdag de hele nacht van naast hun kelderraam een Duitse militair heeft liggen schieten. De andere ooggetuigen konden dat eerst niet plaatsen want de Canadezen waren op maandag nog niet verder gekomen dan Zeumeren. Maar na het verhaal van Nico Wilgenburg daarna en indachtig het nog eerdere verhaal van mevrouw van Beek van Gelkenhorst over de door haar man al op zondag 15 april op hun erf waargenomen “Engelse” militairen wel. We nemen dus aan dat die Duitser toen schoot om SAS verkenners die al op vrijdag 13 april op de Appelse hei waren gedropt, uit de buurt te houden. Op die 13e april is toen de Voorthuizense verzetsstrijder Jan van den Broek, die ze zou afhalen of helpen, maar het overeengekomen wachtwoord niet goed meer wist, omgekomen. Ook op het graf van Jan van den Broek liggen op 4 mei altijd bloemen .

Henk Volkers (13) die toen wat verderop in de Kerkstraat, naast de ingang van de Hervormde Kerk (13b) woonde, vertelde dat ze eigenlijk de hele maandagnamiddag en een groot deel van de dinsdag in de schuilkelder hebben gezeten. Henk:“We hebben alles meegemaakt vanuit de schuilkelder. De granaatinslagen hebben we gehoord als kanonschoten en de families Weimar en van Engelen zijn bij ons in de kelder gekomen. Dus we wisten dat de hele familie Stomphorst (18) was omgekomen en het huis van Stomphorst (18b), de drie geschakelde woningen van onze buren Jan Brink (14), Dirk van Voorst (15) en Teus Weimar (16), de woning en bakkerij van Engelen (17) en het meestershuis “Irene” (19) op de Ring waren kapotgeschoten en de boerderij Blankersgoed van Van Galen (21b) en de school van de Hervormde kerk (20) bovendien zijn verbrand. De granaten kwamen dinsdag van heel dichtbij, namelijk van Canadese tanks die op de plek van de vroegere ijsbaan, op het land van Henk de Gooier,(22) tegenover het kerkhof stonden”.

Foto met links de drie door brand verwoeste geschakelde woningen en het verwoeste Irene aan de Ring.

Er is toen ook een gat in de toren van de Hervormde Kerk geschoten, net onder de wijzerplaat. Het huis van Volkers (13a) is toen op wonderbaarlijke wijze aan de salvo’s en branden ontsnapt. Hun huis is pas veel later aan de kerk verkocht en alsnog afgebroken.

Soms ging hij even naar de zolder om door het raam te kijken of er iets van de ravage te zien was. Op maandagnamiddag zag hij een stuk of acht Duitse soldaten van de pastorie van de dominee komen en achter elkaar door een slootje kruipen en wegvluchtten in de richting van Nijkerk.

Mariek van de Meij uit de Schoolstraat (4) had goed de tijden bijgehouden. “Op maandagnamiddag stond er vanaf een uur of 6 naast ons huis een Duitse wagen van het Rode Kruis geparkeerd. Misschien dat die wagen nog het doelwit is geweest, maar de auto was al weg toen er op maar drie meter van die plek een granaat viel. Haar vader zag op maandagavond, kort na half acht op het Smidsplein (1) een granaat vallen en stuurde de familie toen snel de kelder in. Hij zelf was de laatste. Kort daarop werd ook hun huis getroffen en bleek vader een granaatsplinter in zijn heup te hebben. De klok stond stil op 10 over half acht ’s avonds”, zei Mariek met nadruk. De familie bleef toen, wegens de voortgaande beschieting nog in de gewone kelder zitten, maar zat nu zonder dak boven het hoofd.. Daarom zijn ze ’s avonds laat, tussen de beschietingen door, naar de schuilkelder van de buren Zeegers gegaan. Marieke: “Er heeft toen tot dinsdagochtend nog een Duitse soldaat met een pantzerfaust gelegen op de hoek bij boekhandel Timmer (2), om tanks die in aantocht waren, uit te schakelen”. Wisten jullie toen ook van andere kapotgeschoten huizen? Marieke: “Je wereld is op zo’n moment heel erg klein. Je ziet eigenlijk alleen maar je eigen huis en je directe omgeving”.

“Op dinsdag, even na 2 uur in de namiddag, zagen we de eerste tanks de Schoolstraat en de Kerkstraat in komen en riepen: “Daar komen de Tommies!” maar dat mochten we niet zeggen want het waren Canadezen. Sommigen gingen toen al naar buiten, maar anderen durfden pas om een uur of vijf de kelders uit te komen. Toen was Voorthuizen al grotendeels bevrijd maar de Kerkstraat nog niet. Daar werd nog geschoten en men zag ook nog wel Duitse militairen”.

Nico Wilgenburg (11) woonde toen wat verderop in de Kerkstraat, had zich goed voorbereid en gaf het volgende chronologisch ooggetuigeverslag: Op zondag 15 april in Voorthuizen was te merken dat de bevrijders er aan kwamen. Er trokken die dag erg veel Duitsers Voorthuizen in. Ze vorderden aan de overzijde van de straat de Gereformeerde school (7) en het huis van de familie Leutscher (8). Nico heeft toen nog spullen van Leutscher, zoals boeken, naar het kippenhok van Mulderij gebracht. Op die zelfde zondag ‘s middags, bij het zoeken naar kievitseieeren in een weiland van Blankensgoed aan de weg naar Putten werden mijn vriendjes en ik beschoten. Dat is waarschijnlijk gedaan door diezelfde SAS verkenners waar Nico Verbrugh van vertelde. Toen we werden beschoten zijn we in ons goede zondagse pak in het veld gaan liggen en daarna naar Blankensgoed gekropen. Nico: “Bij Van Galen waren toen veel Duitsers met paarden. Die Duitsers vroegen ons om met hen mee te gaan om hen aan te wijzen waar vandaan er geschoten was. Maar wij wilden niet mee. Toen gingen de Duitsers er op de fiets zelf naar toe”. Maandagmiddag kwam er een verbod voor ons van de Duitsers om nog naar buiten te gaan en om een uur of vier viel de eerste granaat bij mevrouw Van Asch, die toen in de oude pastorie van de Hervormde Kerk woonde, in de tuin. Die avond rond 7 uur vielen de eerste granaatsalvo’s. “We hoorden eerst het schot, dan het lange fluiten en dan de inslag. Elk halfuur tot drie kwartier kwam er een salvo”.Ter hoogte van de woning van Wilgenburg (11) kregen Duitsers toen opdracht hun wagen af te dekken met takken. Er brak toen ook brand uit bij de boerderij Blankensgoed van de familieVan Galen Ook de boerderij van Witte bij de Heuveltjes brandde die avond af en andere huizen, zoals van de families Van der Meij, Wijnveen en Broekhuizen werden, om de Duitsers te verjagen, door het geschut van de Canadezen kapotgeschoten.

De kapotgeschoten en uitgebrande Duitse Commandopost in de voormalige Hervormde school aan de Kerkstraat nabij de RING

Mien van den Broek (29) 87 jaar, vertelde dat ze op dinsdagochtend al om 7 uur in het land bij de Coöperatie koffie hebben gedronken met de bevrijders. De familie moest daarna de kelders weer in want de Canadezen zouden Voorthuizen intrekken. “De tanks reden door de landerijen, tussen de gebouwen van de voormalige Coöperatie en het voormalige Station door en vervolgens door het land van Gaasbeek (nu de Zeeheldenbuurt) in de richting van de Punt. Maar wij zelf werden pas die middag bevrijd. De Duitsers vluchten toen via de Buurtweg (34) in de richting van Lankeren (35) terwijl de Canadezen hen nog vanaf de Rijksweg en Noordersingel achterna schoten. Bij de familie Bos aan de Appelseweg hebben de Canadezen toen zelfs nog de voorgevel van het huis kapot geschoten. Wij hebben later nog vaak de Canadezen op bezoek gehad die bij de bevrijding betrokken waren geweest”.

Marie en Bertha Zandbergen (34/35) hebben die dinsdagvoormiddag op Lankeren (35) de vluchtende Duitsers langs de beek en vervolgens voor het huis langs over de Lankerenseweg verder zien hollen in de richting van Evert en Gijs Druyf op Lankeren en vandaar via een toenmalig pad naar “de Akker” richting Nijkerk.

Op het moment dat de Duitsers nog achter in het land langs de beek holden kwamen de verzetsmensen Joost Fraanje uit Barneveld en Bertus van de Woerd van “de Dempo” juichend bij de familie Zandbergen de keuken binnen en riepen naar Pa Zandbergen, ook een verzetstrijder, “Hoera we zijn vrij!”. Dat gold op dat moment al wel voor Barneveld, echter nog niet voor Voorthuizen en Lankeren. Toen ze door het keukenraam de Duitsers door het land langs de beek zagen hollen schrokken ze daarvan zo dat ze van schrik zo gauw geen goede schuilplaatsen konden vinden. Eerst probeerden ze zich in de keuken in de bezemkast te verstoppen maar die was te vol en te klein en toen kropen beide in paniek binnen enkele seconden tussen de potten en pannen in de aanrechtkastjes. De aanmerkelijk kleinere meisjes Marie en Bertha hebben dat later ook geprobeerd maar dat lukte hen niet. Nood breekt blijkbaar niet alleen wetten maar schaft kennelijk ook extra ruimte. In de namiddag kwamen er over de weg nog drie tanks die met hun kanonnen in de richting van Appel en Nijkerk schoten. Toen andere Canadese tanks, die van Barneveld via de viersprong naar Nijkerk wilden, in Western Appel op sterke stellingen van de Duitsers vastliepen en de bemanningen vernamen dat intussen Voorthuizen was bevrijd zijn die tanks omgekeerd en ook via Voorthuizen en Putten mee naar Harderwijk getrokken. Daarmee was de insluiting van de Duitsers op de noord-oost Veluwe voltooid.

Cees Bakker (30), van smederij H.Bakker van de Hoofdstraat tegenover de Posthoorn vertelde dat hij en zijn broer Jan Bertus van hun vader op maandagavond nog melk moesten gaan halen. Hij bij Willem Zandbergen op de Appelseweg en zijn broer Jan Bertus bij Jo Zandbergen (31) aan de Noordersingel. Cees:”Ik moest van onze ouders binnenwegen nemen. Bij Willem Zandbergen zag ik tot mijn grote verbazing het hoofd van het verzet in Voorthuizen en omstreken, meester Gerritsen, die al jaren was ondergedoken, op zijn gemak op de regenput met een pistool zitten te spelen. Ik kreeg mijn melk en ze zeiden dat ik snel naar huis moest gaan omdat het te gevaarlijk werd. Ik hoorde wel gefluit van granaten en af en toe een harde klap, maar ik had geen idee waar vandaan. Mijn broer op de Noordersingel was daar kennelijk dichterbij in de buurt en zag op een gegeven moment scherven voor zijn voeten vallen. Mijn vader moest intussen voor de ondergrondse een opdracht verzorgen. Hij moest mensen waarschuwen aan de Kerkstraat, ik meen bij Kraai. Hij ging binnendoor over de toen nog onbebouwde Wheem, over het zogenaamde laantje van de school. Om een uur of 8 zou hij weer thuis zijn. Ik was intussen al wel teruggekomen en zag op de hoek Hoofdstraat-Noordersingel jonge Duitsers van de Herman Göring Divisie, die daar licht geschut in stelling hadden gebracht. Ze stuurden me direct naar huis. Mijn broer was ondertussen ook al thuis maar mijn vader nog steeds niet. Mijn vader heeft toen tijdens de beschieting dekking moeten zoeken in de Ganzenbeek (32). Daar lagen nog meer mensen te schuilen. De Kerkstraat lag toen onder vuur, en er schijnen daar ook mensen te zijn omgekomen. Mijn vader is daarna toch veilig thuisgekomen.”Over de gevechten bij hen in de buurt op dinsdag vertelde Cees het volgende: “Over de Hoofdstraat kwamen al vroeg in de ochtend enkele tanks langs gereden. Ze schoten toen in de richting Baron van Nagellstraat. Achter de huizen zaten daar nog veel Duitsers, en die schoten terug. Wij vonden later zelfs schroeivlekken in een matras en er werd bij ons ook door een ijzeren schutting geschoten. Voorbij De Punt, maar nog vóór de tuin van dokter Mettrop, stond die ochtend een Canadese tank in brand, die was kennelijk vanuit die tuin geraakt door een pantserfaust en omstreeks 2 uur die middag reden de eerste tanks over de Noordersingel. De Duitse soldaten vluchtten toen op gevorderde fietsen. weg en ook de tanks reden over de Hoofdstraat in de richting van Buitenlust, dus van het dorp af, maar een groep tanks keerde ook weer terug en reed door de tuinen achter de huizen aan de overzijde van de Hoofdstraat weer in de richting van het dorp”.

Hennie Mulderij woonde toen op Overhorst en wist van de op Overhorst (36) ondergedoken Dick Banning die, op weg naar zijn verloofde Marie Scheeper (5) aan de Schoolstraat, tijdens de beschieting van de Ring is omgekomen. Tezamen met het eveneens naast de gemetselde oven van Bakker van Engelen (17) schuilende gezin Stomphorst (18) met drie kinderen. Het gezin van Engelen, dat aan de andere zijde van de oven schuilde, werd toen gespaard.

Frans Druijf (21) vertelde enkele dagen daarna en ter plaatse dat hij van 1943 tot 1947 boerenknecht op het landgoed Blankensgoed (21b) was geweest. Op het landgoed Blankensgoed wordt momenteel de nieuwe woonwijk Blankensgoed gebouwd.

Landgoed Blankensgoed

v.l.n.r. de dames Klaasje en Geertje en de ouders Jan van Galen(sr.) en Aartje van Galen-Hoogeveen.

Frans vertelde ter plaatse over de verschrikkelijke brand die op maandagavond 16 april ontstond: Toen de Duitsers en Canadezen volop op elkaar schoten had de familie van Galen zich met het diensmeisje en het gezin Kraai uit de Kerkstraat in de kelder terug getrokken. Even later moesten ook een evacué met een jongetje en Frans er nog bij in. Toen er ook nog drie Duitsers de kelder in wilden vluchten, konden ze niet verder dan het trapje, want de kelder was al hopeloos vol. Dat die Duitsers naar binnen waren gevlucht was kennelijk door Canadese verkenners (mogelijk ook weer de SAS Verkenners) gezien want ze schoten daarna met mitrailleurs op de boerderij. Volgens Frans hebben ze de Duitsers de boerderij met mitrailleur salvo’s in brand geschoten, want hij heeft geen granaat horen ontploffen. Frans:”Eén van de Duitsers op het trapje keek door de kieren onder de kelderdeur en de deur tussen de keuken en de deel door en riep dat hij veel licht zag. Toen begrepen we dat de boerderij in lichterlaaie stond. De muur naast de koestaldeur in de achtergevel van de boerderij was door kogels getroffen dus moeten ze vanuit het land achter het huis hebben geschoten”. Mensen in de Kerkstraat die het die maandagavond ook opeens licht zagen worden wilden erheen om te helpen maar ze moesten weer terug, want het huis met rieten dak en ook de schuur met varkens en 2 hooibergen met rieten dak, dat brandde volgens Nico Willigenburg als een hel!

Frans vertelde dat toen allen uit de kelder door het grasland naar de schuilkelder van Helmert Hul zijn gevlucht. Maar Frans had eerst nog geprobeerd met een mes uit de keuken de koeien los te snijden en ze door de staldeuren achter de koeien naar buiten te drijven. Dat lossnijden was voor maar drie koeien gelukt want in plaats van naar buiten waren ze in paniek tussen de reupels door naar voren het vuur in gerend. “Toen heb ik het opgegeven. Ook de hond aan de ketting aan een roede van de brandende hooiberg kon ik niet redden want ik kon er niet dicht genoeg meer bij komen. Er stonden zo’n 25 koeien en een paard op de deel op stal maar het paard en geen van de koeien heeft het overleefd. Ook de varkens in de schuur niet maar de pinken hadden we die ochtend gelukkig naar buiten gedaan. Waar die Duitsers toen heen zijn gevlucht weten we niet. Toen alles voorbij was is al het dode vee hier op het land begraven. Ook dat was verschrikkelijk!”.

Driekus van Beek(26) aan de Bakkersweg, tegenover de huidige Fordgarage en Jan van Galen aan de Harremaatweg (27), schuin tegenover Camping Ackersate, konden ons eindelijk vertellen hoe de tanks uit Zeumeren naar Prinsenkamp, ten noorden van het dorp, waren getrokken Dat is ons inmiddels ook duidelijk geworden uit tekening C met de routes van deze tanks en van de inmiddels uit het gebied rond Apeldoorn gearriveerde versterkingen.. Driekus had vanuit de kelder gezien dat ongeveer 40 tanks over de Koninginnelaan en dwars over de Molenweg in de richting de Harremaat waren gereden. Door het kelderraam konden ze precies het kruispunt van de Bakkersweg met de Koninginnelaan zien. “Eén tank bleef op het kruispunt staan, de Canadezen die Duitse soldaten in de buurt krijgsgevangen namen, fouilleerden die soldaten eerst zelf, daarna werden ze naar de tank gebracht en afgevoerd”. De familie Van Beek komt uit Putten. Driekus zei: “Mijn vader is 38 familieleden kwijtgeraakt met de razzia’s in Putten.”

Tekening C. met tevens de route van de tanks afkomstig uit Apeldoorn.

Jan van Galen van de Harremaat (27), had op maandag 16 april met zijn vader achter de houten schuur een schuilkelder gemaakt van stapels plaggen. Naar aanleiding van de kippenhokken rechts achter de tuin vertelde Jan dat daar in de zomer van 1944 een Joods echtpaar uit Nijkerk zat ondergedoken. “Ze heetten Gelkopf, maar wij noemden ze Karel en Dora”. Na ruim een half jaar had Jan zijn vader een waarschuwing gekregen dat dit in de buurt bekend was geworden en dus moesten weg. “Ik zie ze nog lopen over de zandweg, met niks bij zich, zonder nieuw adres of begeleiding naar mijn weten, maar misschien mochten mijn ouders dat niet zeggen. Ze zijn toen toch goed terechtgekomen bij de familie Aalt van Hell aan de Stroeërweg”.Maar dat hoorde Jan pas na de oorlog. “Ze hebben het in ieder geval overleefd en ook hun kinderen die in Zwartebroek waren ondergebracht bij de familie Van Veen”. Achter de boerderij loopt de Ganzebeek. “Op maandag 17 april ’s avonds stopten daar in de buurt enkele tanks, kennelijk om het verkeer op de Rijksweg vanaf Apeldoorn te observeren. Daarna zijn ze weer teruggereden. Op dinsdag 18 april kwamen ze weer terug, nu met veel meer tanks en reden al vurend met een hels lawaai en stralen lichtspoorkogels naar voren schietend langs Huize Zandbergen en door de Heuveltjes naar de Prinsenkamp, ten noorden daarvan. Het moet toen geweest zijn dat er door een Duits kanon met een granaat, die niet is ontploft, een hoek uit de nok van ons dak werd geschoten. Later vonden we een enorme granaat in de sloot langs de weg. Deze werd bij instanties gemeld om te worden verwijderd. Een zekere Job Versteeg kwam met een transportfiets. Hij legde een jute zak op de bagagedrager voor het stuur en hees de granaat “hop” op de bagagedrager en fietste er zo mee weg. Levensgevaarlijk!”.

Evert Jan Vermeer woonde toen in de boerderij in de scherpe hoek van de Bosweg en de Apeldoornsestraat (28), dus dicht bij Huize Zandbergen. Hij vertelde het volgende:“Op maandagavond en ‘s nachts hebben Duitse soldaten, die van de Hunnenweg kwamen en vervolgens via een pad tussen de Apeldoornesestraat en de Ganzenbeek naar de Bosweg trokken, een zwaar gevecht geleverd met de Canadezen, daar waar nu de tennisbanen liggen. Vooral met mitrailleurs maar ook met kanonvuur. Het kabaal was te vergelijken met het tegenwoordig gebruikelijke vuurwerk met de jaarwisseling in het dorp. Maar de Duitsers hebben zich toen teruggetrokken in de richting van het Wilbrinkbos, genoemd de Heuveltjes. Toen is het in de nanacht een poosje rustig geweest maar op dinsdagmorgen zijn de vele tanks die in de weilanden stonden, daar waar nu de Steenkamp is, in de aanval gegaan zoals reeds verteld door Jan van Galen. Daarbij is toen de boerderij van de familie de Wit door de Canazen kapot geschoten. De tanks trokken links en rechts langs Huize Zandbergen in de richting van Prinsenkamp. Maar de tanks die tegenover de met bomen begroeide steile heuvelrug kwamen, met daarop onder andere de bekende Twaalf Apostelen, weken daarvoor uit naar links maar gingen daarna ook door het lagere gedeelte van het bos in het richting van Prinsenkamp. Daar is toen één van de Canadese tanks door de Duitsers uitgeschakeld”. Zie foto.

De in het Wilbrinkbos door een panzerfaust uitgeschakelde Canadese tank met vele belangstellende Voorthuizenaren.

Maar wie is wie?

Hoe het gebied ten noorden van het Wilbrinckbos werd bevrijd zal in een volgende uitgave van Oud Barneveld, met ooggetuigeverslagen uit Prinsenkamp, worden beschreven. De Duitsers hadden daar hun kanonnen, onzichtbaar voor de verkenningsvliegtuigjes van de Canadezen soms op de deel van de boerderijen met de achterdeuren open, opgesteld zodat de Canadezen er voor moesten kiezen in dat gebied een twintigtal boerderijen, dus vrijwel alle, kapot te schieten. Dat had bovendien vaak brand ten gevolge. Mede daardoor zijn toen helaas een aantal van de, vooral op Voorthuizen georiënteerde bewoners van Prinsenkamp omgekomen. Het artikel over de bevrijding van Prinsenkamp verschijnt echter pas na de herdenkingen en feestelijkheden van de bevrijding in Oud Barneveld maar zal al wel eerder op de video´s kunnen worden gehoord en gezien en op de web site:www.voorthuizenliberation1945.nl en op onze site bij www.oudbarneveld.nl kunnen worden gelezen. Mogelijk dat er ook nog een vervolg over de Bevrijding van Voorthuizen dorp volgt waartoe nog niet geïnterviewde Voorthuizenaren van 75 + zullen worden gevraagd zich te melden. De tankroute-ritten in de feestweek begin mei zullen zich uitstrekken tot en met Prinsenkamp in de Gemeente Nijkerk en gedeeltelijk in de Gemeente Putten.

Voorthuizen, maart 2010.

Gert Jan van Elten.