Hervormd Barneveld heeft na groot onderhoud weer echt barokorgel

Door Bram Wisse | Foto: Hans Verhorst

Wat maakt Barneveld bekend? Jan van Schaffelaar, pluimvee, het Ballonfiësta en Museum Nairac. Het orgel van de Oude Kerk in het centrum van Barneveld zou goed in het rijtje passen. De afgelopen twee jaar had restauratie en groot onderhoud aan het orgel plaats. Hoofdorganist Roelof van Middendorp: ,,In zo’n periode raak je opnieuw onder de indruk van het bijzondere van het orgel.’’

Het orgel in de Oude Kerk – in gebruik bij de plaatselijke hervormde gemeente – is een historisch orgel. Het werd gebouwd in 1765. Het is een barokorgel, ook al was het tijdperk van de barok toen formeel al voorbij. Het werd in de tijd dat het gebouwd werd, al als een bijzonder orgel beschouwd.

Van Middendorp schetst de situatie waarin het orgel er kwam. Na de kerkhervorming, de Reformatie, leidde de visie van Johannes Calvijn ertoe dat in Nederland en andere landen lange tijd geen orgels in de erediensten werden gebruikt. Voorzangers hielpen het kerkvolk bij het zingen. In de achttiende eeuw kwam het orgel terug in de kerk, maar eerst alleen in de grote steden. Barneveld was in die tijd eigenlijk te klein voor een orgel. Maar wat het kreeg, was een heel bijzonder instrument. Dat was te danken aan baron Lucas Willem van Essen. Hij woonde in die tijd in op ‘De Schaffelaar’ in Barneveld en was hervormd lidmaat. Een gedenkteken aan hem is nog in de Oude Kerk te vinden. De baron was een orgelliefhebber en ook in zijn kasteel stond een orgel. Dat orgel verhuisde later naar Arnhem. Behalve hijzelf was ook zijn vrouw muzikaal begaafd.

In 1765 schonk de baron een orgel aan de kerk. Hij was toen 26 jaar. Aangenomen wordt dat het gebouwd is door Andreas Johannes Paradijs, maar daarover bestaan twijfels. Ook andere namen komen voor, op papieren en gekerfd in hout, waaronder die van ene Johan Warner. Hij zou het orgel tien jaar na de totstandkoming aanzienlijk hebben uitgebreid. Er kwam toen voor het hoofdwerk een rugwerk. Toen de uitbreiding klaar was, telde het orgel 24 stemmen. Volgens organist Van Middendorp was dat een verbetering. ,,Het gaf het orgel meer variatiemogelijkheden en meer volume.’’

In de loop van de volgende eeuwen werden daarna heel wat kleinere en grotere reparaties uitgevoerd. Ook kwamen er stemmen bij, waaronder zware zestienvoets registers op het hoofdwerk. Soms werd een register vervangen. In 1899 werd de windvoorziening aangepakt. Er werd een nieuwe magazijnbalg geplaatst. Halverwege de twintigste eeuw volgde nog een ingrijpende aanpassing. Toen voorzag een orgelbouwer het orgel van een crescendo-inrichting met jaloezieën boven in het rugwerk.

De geschiedenis van het orgel spreekt tot de verbeelding. Bekend is dat mensen geneigd zijn objecten in hun omgeving aan te passen aan de smaak en het gevoel van hun tijd. Zo werd ook het Barneveldse barokorgel meerdere keren aan veranderende inzichten aangepast. Wat karakteristiek was voor het orgel dat baron Lucas Willem van Essen in 1765 aan de hervormde gemeente had geschonken, raakte daardoor in de loop van de tijd wel beetje bij beetje uit het zicht.

,,Een deel van de reparaties en restauraties heeft het orgel verbeterd’’, zegt Roelof van Middendorp en hij noemt een paar voorbeelden. ,,In 1840 kreeg het orgel meer draagkracht en in 1953 werd het uitgebreid met twee pedaaltorens. Die torens, aan weerszijden van de kas van het hoofdwerk, maakten het mogelijk dat het pedaal volledig zelfstandig werd. Het orgel kreeg op die manier meer ‘grond’, meer lage tonen, wat onontbeerlijk is bij het begeleiden van de gemeentezang.’’

Toch kwamen de orgeldeskundigen later op bepaalde ingrepen terug. Van Middendorp: ,,Neem de magazijnbalg die eind negentiende eeuw door een Duitse orgelmaker was geplaatst. Dat was toen een nieuwe manier van windvoorziening. Die werd in die tijd overal toegepast. Achteraf gezien was de keuze niet goed, en dat gold voor een aantal andere veranderingen gedurende die anderhalve eeuw eigenlijk ook.´´

Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden nieuwe inzichten. Die hadden als gevolg dat bij restauraties voortaan het oorspronkelijke orgel meer in gedachten gehouden werd. Dat heette ‘historiserend restaureren´. Er werd respectvoller omgegaan met de bedoelingen van de oorspronkelijke bouwer. Deze lijn werd in Barneveld gevolgd bij de grote restauratie van het orgel in 1954 en doorgezet toen begin jaren tachtig een nieuwe restauratie volgde. Met deze twee restauraties werd waar dat mogelijk was de situatie uit 1765 hersteld, al bleef het later toegevoegde vrije pedaal behouden.

De weg ‘terug naar de oorsprong’ werd ingezet door orgelmaker Leeflang. Het proces stond onder toezicht van Monumentenzorg. Onder andere verdween de hele crescendo-inrichting, die nog niet zo lang daarvoor was geplaatst. Uitgangspunt voor de restauratie was een ‘barokisering’ van de dispositie, met oriëntatie op de oorspronkelijke toestand. Toen in de jaren tachtig opnieuw restauratie nodig was, ging men op dezelfde weg verder. De hoofdwerkkas, die in 1840 was vergroot, werd weer aangepast aan zijn oude maten, en er kwamen aanpassingen van registertrekkers en tongwerken.

Van Middendorp, die in de jaren tachtig als 16-jarige jongen voor het eerst kerkdiensten begeleidde, weet nog dat er veel onderzoek plaatshad, dat nodig was om het historiserend restaureren in de praktijk te brengen. Daarnaast waren er soms concessies nodig. ,,Als het bijvoorbeeld over de windvoorziening gaat, kijk je niet alleen naar hoe het vroeger was, maar ook naar wat je nu nodig hebt.’’

De laatste opknapbeurt van het Barneveldse orgel had de afgelopen twee jaar plaats. Tijdens de eerste fase kreeg het orgel weer een ‘ouderwetse’ windvoorziening, die drie balgen sterk werd. Hiermee was de windhuishouding weer op orde. ,,De orgeltoon wordt weer op de juiste manier aangeblazen. Het is te vergelijken met een fluit. Als je daar te hard op blaast, krijg je geen mooie toon. Die ontstaat wel als je met het juiste gevoel en luchtvolume blaast.’’

Ook werd gekeken naar het karakter van de verschillende registers. Van Middendorp noemt voor de orgelliefhebbers een voorbeeld. ,,De Gemshoorn 4´ is boventoonrijk, maar dat was in de vorige stemming wat weggedrukt. Dit register klinkt nu weer als vanouds.´´ Over de Prestant 8´ in het hoofdwerk zegt de organist: ,,Die was eerst diskant dubbel en dat is weer terug.’’ Het orgel wordt nu bovendien gestemd in Neidhardt-stemming, die anders is dan ‘gelijkzwevende stemming’. Dit is gedaan omdat het orgel veel registers bezit met zogenaamde tertsen, zoals Sexquialter en Tertsiaan. ,,Met deze stemming smelten ze mooier samen in de totaalklank waardoor je ze goed kunt gebruiken in een Prestantenplenum.’’

Het orgel in de Barneveldse Oude Kerk is na het laatste groot onderhoud weer grotendeels authentiek en daarmee is het ook weer echt een barokorgel. Dat kan het als historisch instrument heel bijzonder maken, maar is een barokorgel ook geschikt om er als gemeente bij te zingen? Wat is typerend voor zo’n soort orgel? Van Middendorp: ,,Typerend voor een barokorgel zijn wat mensuren wordt genoemd. Dat is de wijdte van de orgelpijp ten opzichte van de lengte. De mensuren zijn bij een barokorgel relatief eng, wat zorgt voor heldere en zo nodig (afhankelijk van de pijpvorm) robuuste tonen. Je hebt als organist veel mogelijkheden met dit orgel. Je kunt de melodielijn goed laten uitkomen, en ook de draagkracht is voldoende om de gemeente mee te nemen. Bovendien kun je goed variëren in klankkleur, en daarmee de gevoelsinhoud van een psalm of lied in klank weergeven. Bij een lofpsalm kies je een sprankelend register, bij andere psalmen passen weer andere stemmen.’’

Inmiddels is de tweede fase van het groot onderhoud vrijwel afgerond. Alle pijpen zijn uit het orgel gehaald, nagekeken en gerepareerd. Toen het pijpwerk eruit was, zijn mechanieken ingeregeld en waar nodig vervangen, net als pulpeten waar scheurtjes in zaten. Een pulpeet is een zakje van dun leer om de opening in de ventielkast winddicht af te sluiten. Verder is aan het orgel een complete intonatie op de nieuwe windvoorziening verricht.

Kerkrentmeester Cees Cornellissen is bijzonder trots op het orgel in ‘zijn’ kerk. Hij is als financiële man namens de hervormde gemeente bij het groot onderhoud betrokken. ,,Het orgel heeft tegenwoordig de status van een monument. Daar hechten we aan, maar we hechten ook aan de kwaliteit van het orgel als begeleidingsinstrument voor de gemeentezang. Het orgel is de laatste decennia meer in zijn oorspronkelijke staat gebracht. Daar zitten wel grenzen aan. Het orgel had oorspronkelijk geen pedaal, maar we zouden het niet graag willen missen. Gelukkig wordt het gezien als een geaccepteerd niet-authentiek element.’’

Cornelissen heeft van orgelspecialist Wim Diepenhorst van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed begrepen dat het Barneveldse orgel in zijn soort misschien wel het mooiste orgel van Nederland is. En dat het nog meer potentie heeft dan wat er nu van benut wordt. Hij vertelt dat een stichting is gevormd om een plan te onderzoeken voor uitbreiding van het pedaal. ,,Voor de kerk is dat te duur, en niet per se nodig. Maar orgeltechnisch en vanuit cultureel-historische gezichtshoek geven we graag ons fiat eraan.